(English below)
Een mens zou dromen dat klassieke muziek op een doordeweekse novemberdag evenveel aandacht kreeg als tijdens de Koningin Elisabethwedstrijd. In mei leeft alles anders: het concours gonst in huiskamers, repetitielokalen, radiostudio’s, op Facebook, in WhatsApp-groepjes, op Instagram — en ga zo maar door. Iedereen heeft een mening en wie er geen had, lijkt er plots dringend één te moeten hebben.
Terwijl ik deze blog neerschrijf, luister ik naar de repetitie van één van de finalisten van het pianoconcours 2025. Deze intensieve week geeft ongelooflijk veel energie, maar vraagt ook veel — op een manier die je pas achteraf opmerkt. Zoals een huishoudtoestel dat ongemerkt sluipverbruik produceert.
Mensen die me kennen, weten dat ik, naast muziek, al jaren gefascineerd ben door psychologie. In die rol krijg ik regelmatig vragen van jongeren als: “Wat doen wij hier eigenlijk?” “Wat is het doel van dit alles?”
Het contrast is soms duizelingwekkend: deze week zit ik met Brussels Philharmonic midden in de Koningin Elisabethwedstrijd en zie ik jonge mensen die hun passie en hun missie gevonden hebben. Die alles opzij zetten — soms te veel — om dat ene stuk, die ene interpretatie, dat ene moment op het podium tot leven te brengen.
Tegelijk zie ik jongeren die zich afvragen waarom ze ’s ochtends eigenlijk nog uit bed zouden komen.
Tussen die twee werelden heerst geen stilte, maar ruis. Ook bij de jonge solisten voel je hoe zwaar het mentale aspect doorweegt. Misschien zelfs zwaarder dan vroeger. Ze dragen niet alleen hun instrument, maar ook de verwachtingen, de blikken, de commentaren van een publiek dat niet altijd luistert, maar wel snel oordeelt. De druk is soms bijna tastbaar, in een trillende hand, in een blik net voor de eerste inzet van het opgelegde werk dat ze nog maar net leerden kennen.
En dan hoor ik die zin, vaker dan me lief is: “De jonge generatie heeft geen ruggengraat meer.”
Wanneer zijn we eigenlijk gestopt met ons af te vragen hoe we daar zijn beland?
Wij — ouders, opvoeders, leraren, luisteraars, mentoren, presentatoren, journalisten, kenners — wij allemaal dragen mee verantwoordelijkheid. En als we eerlijk zijn, hebben we vaak gestuurd in plaats van begeleid; willen we excelleren in onze begeleiding, maar vergeten we ruimte te laten voor falen, voor experiment, voor verwondering.
En dat brengt me bij de stortvloed aan kritische stemmen op radio, tv en sociale media. Over wie mag winnen, waarom het fout zat, wat er beter moest. Onze woorden zijn soms als steentjes in de schoen van iemand die al een marathon loopt.
Waar is het open, eerlijke luisteren gebleven? Het verwonderd kijken zonder meteen te oordelen?
Ja, het is een wedstrijd en die vraagt om beoordeling. En ja, deelnemers kiezen daar bewust voor. Maar het voelt alsof deze manier van omgaan met prestaties niet alleen voor de wedstrijd geldt. Het is overal aanwezig in deze mooie wereld van de muziek, die zich daar toch in zou moeten onderscheiden en juist een veilige haven bieden, buiten de zeeën van bittere oorlogen en internationale waanzin.
We verwonderen ons over de lage weerbaarheid van jongeren, maar wat doen we met de realiteit van een publieke cultuur waarin iemand zonder pardon gecanceld kan worden? Waarin het publieke oordeel genadeloos is , niet alleen tegenover jonge mensen, maar ook tegenover wie al jaren in het vak staat. Mensen die om persoonlijke redenen, ziekte, ouderdom of verlies even kwetsbaarder zijn, worden afgeschreven. Ervaring en toegevoegde waarde verdwijnen onder de mat. Het pad dat zij effenden wordt niet meer onderhouden.
Ik weet dat dit verschijnt in mijn harpblog en neen, dit gaat niet direct over de kleuren van de harp en toch weer wel; het gaat over mijn job, mijn passie over hoe ik wil leven, opvoeden, begeleiden. Ik schrijf hier kritisch, ook naar mezelf.
Kunst — en muziek in het bijzonder — zou de plek moeten zijn waar we leren voelen, waar we leren waarderen en niet enkel beoordelen. Waar stilte betekenis krijgt. Waar een triller meer zegt dan duizend tweets. Waar een foute noot geen drama is, maar een teken van leven.
Ik geloof nog steeds, misschien koppig, misschien naïef dat muziek een antwoord kan zijn op de existentiële vragen van de jongeren (en iets minder jongeren:) uit de eerste paragraaf, maar moeten we dan niet terug naar de essentie? Naar verwondering? Naar leergierigheid? Naar respect?
Dit is geen pleidooi voor kritiekloosheid, integendeel. Kunst mag schuren, mag uitdagen, mag zelfs irriteren, maar laten we dan ook de moed hebben om onszelf uit te dagen, om ons ego even op pauze te zetten. Misschien ligt precies daar de essentie: vergeten wie we zijn en ons overgeven aan wat we kunnen zijn.
Deze en andere wedstrijden herinneren me telkens opnieuw aan de kracht van toewijding, maar ook aan onze kwetsbaarheid. Als mens. Als luisteraar. Als maker.
En misschien, heel misschien, is het precies in die breekbaarheid dat muziek ons nog iets kan leren? Misschien is die breekbaarheid net het gebroken bot dat, eenmaal hersteld, de ruggengraat versterkt.
Het is een gedachte die ik meeneem voor mijn kinderen, mijn studenten, de jongeren die ik ontmoet.
En voor mezelf.
Ik ga verder luisteren.
En genieten.
————————————————————————————————————————————————————————
One might dream that classical music received as much attention on an ordinary weekday in November as it does during the Queen Elisabeth Competition. In May, everything feels different: the competition buzzes in living rooms, rehearsal spaces, radio studios, on Facebook, in WhatsApp groups, on Instagram — and so on. Everyone has an opinion and those who didn’t, suddenly feel the urgent need to form one.
As I write this blog, I’m listening to the rehearsal of one of the finalists of the 2025 piano competition. This intense week brings an incredible amount of energy, but it also demands a lot, in ways you only realize afterwards. Like a household appliance that quietly consumes power in the background.
People who know me are aware that, alongside music, I’ve long been fascinated by psychology. In that role, I often get questions from young people like: “What are we doing here?” “What’s the point of all this?”
The contrast can be dizzying: this week I’m with Brussels Philharmonic, in the midst of the Queen Elisabeth Competition, surrounded by young people who have found their passion and purpose. Who set everything aside — sometimes too much — to bring that one piece, that one interpretation, that one moment on stage to life.
At the same time, I see young people wondering why they should even bother getting out of bed in the morning.
Between those two worlds, there is no silence, but noise. Even among the young soloists, you can feel how heavily the mental pressure weighs. Perhaps even more than it used to. They carry not only their instruments, but also the expectations, the stares, the commentary of an audience that doesn’t always listen, but is quick to judge. The pressure is sometimes almost tangible — in a trembling hand, in a glance just before the first note of the imposed work they only just learned.
And then I hear that phrase, more often than I’d like: “This young generation has no backbone anymore.”
When did we stop asking ourselves how we got here?
We — parents, educators, teachers, listeners, mentors, presenters, journalists, experts — we all share responsibility. And if we’re honest, we’ve often directed instead of guided; we want to excel at mentoring, yet forget to leave room for failure, for experimentation, for wonder.
Which brings me to the flood of critical voices on radio, TV, and social media. About who should win, what went wrong, what could have been better. Our words are sometimes like pebbles in the shoe of someone already running a marathon.
Where has open, honest listening gone? The ability to look with wonder without rushing to judgment?
Yes, it’s a competition and that means evaluation. And yes, the participants willingly choose that path. But it feels like this way of dealing with performance isn’t limited to competitions anymore. It’s everywhere in this beautiful world of music — a world that should, by its nature, be different, a safe haven beyond the seas of bitter wars and international madness.
We marvel at the lack of resilience in today’s youth, but what do we make of a public culture in which someone can be canceled without hesitation? Where public judgment is merciless — not only towards young people, but also towards those who have spent years in the field. People who, for personal reasons, illness, aging, or loss, find themselves more vulnerable are simply written off. Experience and added value are brushed under the rug. The path they paved is no longer maintained.
I know this appears on my harp blog and no, it’s not directly about harp colours and yet, in a way, it is. It’s about my job my passion, about how I want to live, to educate, to guide. I’m writing critically here — including about myself.
Art — and music in particular — should be the place where we learn to feel, where we learn to appreciate and not just evaluate. Where silence gains meaning. Where a trill says more than a thousand tweets. Where a wrong note is not a disaster, but a sign of life.
I still believe — perhaps stubbornly, perhaps naively — that music can offer an answer to the existential questions of the young (and not-so-young:) people from the first paragraph. But for that, musn’t we return to the essence? To wonder? To curiosity? To respect?
This is not a plea for a world without criticism, quite the opposite. Art should confront, challenge, even irritate. But let’s also have the courage to challenge ourselves, to pause our egos for a moment. Maybe that’s where the essence lies: forgetting who we are and surrendering to what we might become.
These and other competitions remind me time and again of the power of dedication, but also of our vulnerability. As people. As listeners. As creators.
And maybe, just maybe, it is precisely in that fragility that music still has something to teach us. Maybe that fragility is the broken bone that, once healed, strengthens the spine.
It’s a thought I carry with me for my children, my students, the young people I meet.
And for myself.
I’ll keep listening.
And enjoying.